Vandaag is ’t Sinte-Maarten
en morgen is ’t de kruk.
We komen uit goeden harten
en help ons uit de druk.
Boeren, we zullen van hier niet gaan
of we hebben wat opgedaan:
één turfken of wat hout,
Sinte-Maarten is zeverkoud.
’k Weet nog wel een goede vrouw,
die nog wel wat geven zou.
Lang mag ze leven:
honderd jaar en enen dag,
zo lang als ze brokskes in de pap mag.
Geef wat, houd wat tot de naaste jaren.
We hebben gezongen en niets gehad:
geef een stuk van ’t varkensgat.
Is het varken nog niet dood:
sla het tegen zijn achterste poot;
is het lieken nog niet uit:
geef een stuk van de varkenssnuit. Uit, uit, uit.
Vandôag is ’t Sinte-Mètten
en mèrregen is ’t de kruk.
We komen uit goeden hèrten
en help ôs ut den druk.
Boeren, we zulle van hier nie gôan
of we hèmmen wa ôpgedôan:
iejen turfke of wa hauwt,
Sinter-Mètte is ziejeverkauwd.
’k Weet nog wel een goede vraaw
die nog wel wa geven zaaw.
Laank mag ze lèven:
hônderd jôar en iejnen dag,
zoe laank as ze brokken in de pap mag.
Gèft wa, haawt wa tot de nôste jôaren.
We hèmmen gezôn-e en niks gad:
Gèft ê stuk van ’t vèrkesgat,
Is het vèrke nog nie doewet:
slôagt het tege zen aachtertse poewet;
is het lieke nog nie oit
gèft e stuk van de vèerkessnoit. Oit, oit, oit.
Sint-Maarten is in de plaats gekomen van het Germaanse herfstfeest met dankoffers voor de oogst aan de god Wodan. Aan dat herfstfeest herinneren de Sint-Maartenvuren. Het waren ooit de heidense vuren gewijd aan de geesten van vruchtbaarheid. De vuren waren ook een afweermiddel tegen boze geesten en heksen.
11 November: Herdenking van Wapenstilstand maar vooral het feest van Sint-Martinus van Tours, de patroonheilige van ontelbare parochies in binnen- en buitenland, kindervriend bij uitstek die op sommige plaatsen zelfs Sinterklaas vervangt. Ook in Retie is de dag van Sinte-Mètten, patroonheilige van de parochie, sinds eeuwen een heel speciale dag. Weken van te voren begonnen de kinderen hout voor het Sint-Maartenvuur bijeen te halen. Die tijd nog van openhaarden, bakovens en koeketels was stookhout bijeen garen geen probleem. Akkers en beemden waren nog afgezoomd met houtkanten en er waren meer bossen dan in deze tijd. Met kruiwagens en stootkarren werd het hout naar een of andere lege akker gebracht.
Na het bijwonen van de misviering deden de kinderen de huizen aan en zongen daar – voor koek en snoep, brandhout en een cent − het Retiese Sinte-Mèttenlied: Vandoag is ’t Sinte-Mètten en mèrregen is ’t de kruk…
Over de betekenis van die ‘kruk’ waren in het verleden nogal wat misvattingen. Vakliteratuur daaromtrent is echter heel duidelijk: Sint-Kruk is de heiligendag, die ’s daags na St.-Maarten valt. Op 12 november is het de dag van een andere Sint-Martinus, paus en martelaar, die afgebeeld wordt met zijn kruk, d.i. zijn bisschopsstaf.
Ook over de vijfde zin in het lied waren er soms misvattingen bij de kinderen: Boeren we zullen van hier niet gaan. Sommigen zongen De boeren zullen van hier niet gaan. Het waren echter niet de boeren die op bedeltocht waren maar wel de kinderen. De boeren zaten in die gure tijd van het jaar meestal bij het hout- of turfvuur in de open haard.
In de namiddag werd er niet meer gezongen want dan werd het ‘bijeen gezongen’ hout naar de houtstapel gebracht en opgestapeld. Die stapels werden doorgans opgezet op een akker waar de aardappelen of de spurrie geoogst waren. ’s Avonds volgde de apotheose van het Sint-Maartenfeest: het aansteken van het Sint-Maartenvuur. Wanneer de duisternis viel, keken de kinderen uit of er ergens al een vuur oplaaide. Niemand wilde daarbij de eerste zijn. Ieder gehucht had zijn vuur en in het dorpscentrum waren er zelfs meerdere. Wanneer het grote moment gekomen was en de vlammen hoog oplaaiden, stond iedereen voldaan te kijken en dansten de kinderen rond het vuur. De haantjes-vooruit namen het roet van een uitgedoofd stuk hout en probeerden ermee het gezicht van de meisjes zwart te maken. Anderen stoofden gevonden aardappelen in het vuur. Na twee, drie uur bleef er van de brandstapel nog slechts een hoopje gloeiende houtskool over. Zeker bij felle wind dekten de laatste aanwezigen de gloeiende hoop met zand af.
De volgende morgen gingen de kinderen kijken of het vuur nog smeulde. Ze legden het hout dat niet opgebrand was bijeen en peuterden zolang tot de vlam weer in het hout sloeg. Na schooltijd stookten zij de laatste restjes op.
In de voormiddag trekken de kinderen nog altijd zingend van deur tot deur met het traditionele Sint-Maartenlied terwijl ze geld en snoep inzamelen. Kleinschalig hout ophalen met krui- of stootwagen gebeurt nog bij uitzondering. Was het ophalen van brandhout vroeger uitsluitend het werk van de kinderen, dan gebeurt dat nu door jong en oud in gans de wijk. Daardoor zijn de houtstapels ook veel hoger geworden dan vroeger, waardoor er bulldozers en hoogtewerkers worden ingeschakeld om het hout te stapelen. Buurtbewoners mogen hout aanbrengen maar dan wel aan bepaalde voorwaarden die geafficheerd worden in de buurt van ieder potentieel Sint-Maartenvuur. Het aansteken van het vuur gebeurt conform om 18 uur in tientallen locaties in het dorp. Buurtcomités zorgen voor pannen- of andere koeken. Bovendien gaat Sint-Maarten zelf op pad om koeken uit te delen. Om de sfeer nog wat op te krikken spelen in sommige wijken muziekbandjes en wordt er ook een drankje aangeboden. Retie is de enige gemeente in de k.ERF-regio (Balen, Dessel, Geel, Laakdal, Meerhout, Mol, Retie) waar de kinderen nog zingend rondgaan.