Monument: K.B. van 19 december 1980
Van oudsher behoorde Schoonbroek tot de Sint-Martinusparochie van Retie die zelf afhing van de norbertijnenabdij van Tongerlo. Reeds vóór 1400 bestond er een verering voor Job in Schoonbroek. In de 15de en de 16de eeuw, geteisterd door talrijke epidemieën, hechtte men veel belang aan deze heilige wiens patroonschap aldus sterk verspreid raakte. Het ter plaatse bewaarde Sint-Jobretabel getuigt van een intense volksdevotie in Schoonbroek. Tot midden 20ste eeuw bleef Schoonbroek een druk bezocht bedevaartsoord.
Over het retabel zijn tot nu toe geen archivalia gevonden. Op stilistische gronden kan het als een relatief hoogstaand Antwerps werk (merkteken: handje) van ca. 1530 worden beschouwd. In 1864-1865 werd het werd het beeldhouwwerk gerestaureerd en deels vernieuwd door het atelier H. Peeters-Divoort (Turnhout). In 1992 vond een beperkte restauratie plaats.
Het retabel bevindt zich op het hoofdaltaar. Het is samengesteld uit een retabelkast met verhoogd middenvak en twee zijvlakken, een geschilderde predella (ruimte tussen altaartafel en retabel) en twee dubbele zijluiken, binnen en buiten beschilderd. De bovenzijde is in accoladevorm uitgewerkt. Op de verhoogde rondboog boven het middenvak van de kast prijkt een beeldje van Sint-Job.
De welvaart van de heilige voor en na zijn beproevingen, wordt op de binnenzijde van de zijluiken verhaald. De gebeeldhouwde taferelen beelden de beproevingen van de heilige uit. De geschilderde paneeltjes op de predella sluiten bij deze laatste voorstelling aan.
De buitenzijde van de zijluiken toont van links naar rechts Sint-Jan de Doper, Christus Zaligmaker, Sint-Job en vermoedelijk Sint-Antonius Abt of de profeet Ezechiël of de afbeelding van de opdrachtgever. Bovenaan de H.-Martinus (patroon parochie Sint-Martinus Retie) en Sint-Quirinus van Neuss, een andere pestheilige. De eikenhouten retabelkast is voorzien van een polychromie waarin goud domineert.
‘Er was eens een man in het land van Oes (Palestina, red.), Job geheten. Deze man was onberispelijk en rechtschapen; hij vreesde God en schuwde het kwaad. Hij had zeven zonen en drie dochters gekregen; bovendien bezat hij een kudde van 7.000 schapen, 3.000 kamelen, 500 span ossen, 500 ezelinnen en een groot aantal slaven, zodat hij wel de aanzienlijkste man van alle bewoners van het oosten. ‘ Zo begint het verhaal in Het boek Job in het Oude Testament. Samenvattend: Dagelijks dankt Job Jahweh (God in het Oude Testament) voor zijn welvaart en succes. Het fortuin van Job ontgaat ook Satan (de duivel) niet. Die krijgt van Jahweh de toestemming het geloof van Job op de proef te stellen. Satan overlaadt de diepgelovige Job met tegenslagen en rampen. Op die manier wil Satan te weten komen of Jobs vertrouwen in Jahweh er enkel is als die hem voorspoed toebedeelt. Maar Jobs geloof in Jahweh wankelt ook niet in tijden van rampspoed. Uiteindelijk beloont Jahweh Job voor zijn onwrikbaar geloof door hem zijn voorspoed terug te schenken.